Gestraft voor een oude, onuitsprekelijke pijn waar de schrijver liever de mantel der discretie over spreidt

Als wij onderweg naar familie Antwerpen passeerden, wees mijn vader vaak naar de troosteloze flat waar schrijver Roger Van de Velde woonde na zijn vrijlating uit de gevangenis. De melancholieke trek die hij dan over zijn gezicht kreeg, is mij altijd bijgebleven.

Op 30 mei 1970 bezweek de vijfenveertigjarige Van de Velde op een Antwerps terras. Een week later publiceerde het tijdschrift De nieuwe linie een interview dat mijn vader (onder het pseudoniem Bert Brouwers) met de schrijver had vlak voor zijn dood. Via Ellen Van Pelt, van wie in september een biografie van Van de Velde verschijnt, wist ik een exemplaar van het stuk te bemachtigen. Heel bijzonder om het in handen te hebben.

Interview met Roger van de Velde door Bert Brouwers in ‘De nieuwe linie’, 6 juni 1970

Van de Velde was op dat moment juist vrijgekomen na zes jaar in penitentiaire inrichtingen te hebben vastgezeten. Na een operatie aan een maagzweer had hij in 1958 de pijnstiller Palfium gekregen. Het was destijds onthaald als een wondermiddel, maar bleek zwaar verslavend te zijn. Van de Velde, een talentvolle journalist die voor de Gazet van Antwerpen schreef, voedde jarenlang zijn verslaving door het vervalsen van doktersbriefjes. Tot hij tegen de lamp liep. Een gerechtelijk psychiater besloot dat hij ‘geestesziek’ was en veroordeelde hem tot opsluiting voor onbepaalde tijd.

Hoe de psychiater zijn ziel wilde aftasten langs de vagina van zijn vrouw

In de gevangenis schreef Van de Velde schitterende verhalen, die zijn vrouw naar buiten smokkelde. De in 1969 verschenen bundel De knetterende schedels is nu opnieuw uitgegeven, samen met het pamflet ‘Recht op antwoord’, een vlammende aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden in de Belgische gevangenissen en de willekeur waaraan vermeende geesteszieken ten prooi vielen.

Even pijnlijk als mooi is de passage waarin de schrijver vertelt dat de psychiater welgeteld 25 minuten nam om het vonnis ‘geestesgestoord’ uit te spreken. Na een aantal medische controles wilde de man weten waarom Van de Velde met die ‘stommiteiten’ was begonnen. In zijn hoofd zocht hij naar formuleringen. Dit antwoord had hij ongeveer willen geven: ‘Het zoeken naar zin en bevrijding uit de alledaagse sleur, het doorbreken van die afgrondelijke eenzaamheid in een steeds weer haperende en vaak verkeerd begrepen poging tot communicatie, de profanatie van de mens als individu in een beklemmend sociaal verband; die hardnekkige en wellicht ongeneeslijke kwaal die de Fransen ‘mal de vivre’ noemen, ‘cette douleur si simple et si complexe, cette douleur inexprimable d’amour manqué.’

Maar terwijl hij nog op zoek was naar de juiste woorden, overrompelde de psychiater hem met de vraag of hij seksueel bevrediging vond in zijn huwelijk. Van de Velde voelde afschuw voor de ‘gediplomeerde voyeur die mijn “ziel” wilde aftasten langs de vagina van mijn vrouw.’ Hij klapte dicht.

In De knetterende schedels portretteert Van de Velde op even humoristische als fijnzinnige wijze zijn wonderlijke metgezellen in ‘het asiel’. Als een man die ‘Parels voor de zwijnen’ op zijn arm heeft getatoeëerd het vermoeden uitspreekt hem te kunnen helpen, denkt hij bij zichzelf dat psychiaters hem vijf jaar vergeefs hebben proberen te helpen en verzucht hij: ‘Als het erop aankomt de roerselen van de menselijke psyche te peilen, heb ik veel méér vertrouwen in dichters dan in dokters. Dichters weten er natuurlijk ook geen barst van, maar zij slagen er tenminste soms in hun blindelings zoeken en tasten naar het wezen der dingen te verwoorden in een klankrijke en ontroerende taal.’ Hijzelf was een dergelijk dichter die de kakafonie van de menselijke ziel wist te verklanken. Maar de man die in de woorden van mijn vader ‘een van de weinig resterende evenwichtige mensen’ was, moest in zijn psychiatrisch rapport lezen dat hij ‘zware karakterstoornissen’ had en ‘een oppervlakkige levensinstelling zonder spontane emotionele reflexen’.

Wat fascineert in dit tijdperk waarin het je emotioneel uiten en het op tafel gooien van je zielenpijn als de hoogste vorm van authenticiteit geldt, is dat Van de Velde weigert zich volledig bloot te geven. Hij erkent dat zijn palfiumverslaving niet alleen was te wijten aan het verslavende karakter van het medicijn. Ergens is het ook een antwoord op een ‘oude, onuitsprekelijke en in de grond zo eenvoudige pijn’. Maar hij gelooft ‘dat niemand het mij kwalijk kan nemen als ik er liever de mantel der discretie over spreid; al ware het alleen maar om de schroom die mij ervan weerhoudt mensen te kwetsen die mij ondanks alles dierbaar zijn.’

Vermalen door het Belgische systeem

Behoren de barbaarse praktijken die Van de Velde moest meemaken tot lang vervlogen tijden? Te vrezen valt van niet. Zeker, België heeft sinds 2016 een verbeterde wet betreffende de internering van personen met een ‘geestesstoornis’. Maar zij kunnen nog steeds voor onbepaalde tijd opgesloten worden. Dat vergroot volgens recent onderzoek hun gevoelens van angst en onzekerheid. Zij worden ‘vermalen door het Belgische systeem’ dat hun nauwelijks zeggenschap en steun geeft.

Niet alleen voor ‘geestesgestoorden’, ook voor ‘normale’ criminelen houden we nog steeds vast aan het negentiende-eeuwse idee dat gevangenisstraf zuiverend en rechtvaardig is, betoogde Peter Vermeersch in zijn boek Aantekeningen bij een moord (2019). Nog immer staat het uitdelen van straf in plaats van het openen van perspectieven op reïntegratie en herstel centraal. ‘We bekijken hoe zwaar de misdaad is en proberen daar een gestructureerde wraak tegenover te stellen. Maar uiteindelijk komt het neer op iemand pijn doen. Je hebt het lijden van de misdaad; wat volgt is nieuw lijden veroorzaken. Het is niet liefde toebrengen, niet proberen iets te herstellen, maar het is bijkomend leed berokkenen. Dan is de vraag: helpt dat?’ zei Vermeersch vorig jaar in een interview dat ik met hem had naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek.

Bijkomend leed berokkenen, daar slaagde de Belgische staat bij Roger Van de Velde maar al te goed in. De strekking van het stuk van mijn vader was dat hij niet alleen was gestorven aan zijn palfiumverslaving, maar ook aan een maatschappij die de straf belangrijker vindt dan de behandeling. Die diagnose is nog onverminderd actueel. Ik neem mijn hoed af voor Van der Velde. En voor mijn lieve vader.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *