Op een heuvelkam bij Ploegsteert staat een kooi met ballen. Het monument gedenkt de kleine vrede in de Grote Oorlog die Duitse en Britse soldaten op Kerstavond 1914 hier met elkaar sloten. Nadat ze elkaar Kerstliederen hadden horen zingen, klommen ze in de vrieskou uit de loopgraven, wisselden bier en sigaretten uit en speelden een potje voetbal.
Het bestand mocht niet duren, de legerleiding zorgde er met harde hand voor dat de verbroedering zich niet herhaalde. Het pad dat de heuvel afloopt, brengt je bij een van de oorlogskerkhoven waarmee de zuidwestelijke punt van België is bezaaid. Mud Corner Cemetery is de laatste rustplaats van 85 soldaten uit Australië, Nieuw-Zeeland en Engeland. Een van hen is korporaal Robert Edmund Antill, die op 5 juli 1917 op twintigjarige leeftijd het leven liet in de strijd. “Daar zijn we weer, nog altijd in het land van de levenden,” schreef hij twee weken eerder nog aan zijn ouders. Hij is een van de ruim zeshonderdduizend slachtoffers die gedurende de Eerste Wereldoorlog vielen op de Belgische bodem,
In het even noordelijker gelegen Mesen staat nog een monument voor de Kerstvrede, een bronzen standbeeld waarop een Duitse en een Engelse soldaat elkaar “de hand van de vriendschap” reiken en dat “de moed van de jongemannen die ervoor kozen niet te vechten” eert.
Van op een eeuw afstand kijken we verbijsterd terug op het zinloze bloedvergieten in de Eerste Wereldoorlog dat talloze jongemannen het leven kostte en evenzovele, zoals mijn grootvader langs moederzijde, voor het leven tekende. Al kregen zij destijds aan het thuisfront een slechte pers en straften hun superieuren hen hard af, de soldaten die de oorlogslogica toen even stillegden, zien we tegenwoordig als helden.
Pacifisme passé?
Opnieuw sneuvelen dezer dagen op een Europees slagveld talloze jongemannen. De burgers in Oekraïne die de wapens ter hand nemen om te vechten tegen de wrede Russische bezetter zijn de helden van nu. De consensus van links tot rechts is dat wij de morele plicht hebben hen bij te staan, dat wij zware wapens aan Oekraïne moeten leveren.
Als je nu nog een zeldzaam pleidooi leest voor terughoudendheid in het sturen van militair materieel komt het uit de pen van lieden die op de een of andere manier de schuld voor een deel bij het westen leggen. Zoals opiniemaker Christopher Caldwell die onlangs in The New York Times claimde dat de ellende begon toen de Verenigde Staten in 2014 de opstand tegen “de legitiem verkozen Oekraïense regering van de pro-Russische Viktor Janoekovitsj” steunde. Die benadering behandelt de Oekraïense demonstranten tijdens de Maidan-opstand als kinderen, zei de Oekraïense denker Vasyl Cherepanyn eind 2014 tegen mij. “Het is een voortzetting van de Russische propaganda, die ook beweert dat al het protest was gekocht en georganiseerd door de VS. Maar het waren de Oekraïners zelf die hun eigen problemen probeerden op te lossen op Maidan.”
Dat Poetin de grote agressor is die de volle verantwoordelijkheid draagt voor deze gruwelijke oorlog en het binnenvallen van een soeverein land lijdt geen twijfel. Toch blijf ik me afvragen of het voeden met zware wapens van een oorlog die elke dag honderden levens vergt het enig mogelijke en juiste antwoord is. Deze oorlog kan nog jaren duren, vreest de baas van de NAVO. Over honderd jaar kijken we wellicht met eenzelfde verbijstering terug op een nieuw zinloos bloedvergieten in Europa dat honderdduizenden doden heeft gevergd.
De vraag “Wat is het alternatief?” hoor ik al klinken. Het zou van dwaze hoogmoed getuigen te pretenderen daar een sluitend antwoord op te hebben. Wel vraag ik mij af waarom geen politicus of intellectueel het dezer dagen waagt even vurig als ze nu het sturen van wapentuig bepleiten andere voorstellen te opperen. Veel radicalere sancties bijvoorbeeld, zoals het volledig weigeren van Russische brandstoffen, ook als we daarvoor in de kou moeten zitten. Of massaal geweldloos verzet, want staat een bezetter niet machteloos als niemand zich naar zijn gezag voegt? Of misschien wel de moed van soldaten aan beide zijden om niet te vechten, om de angst voor vergelding door superieuren en minachting door wapenbroeders te trotseren en in de vijand een arme ziel te herkennen die alleen maar orders van hogerhand uitvoert.
Adjunct-hoofdredacteur van de lage landen, journalist voor o.a. The Investigative Desk en Knack.
Foto Flip Franssen
Eén antwoord op “De moed om niet te vechten”