Op de plattegrond van Mitrovica die Irene van der Linde op de balie van hotel Northside ziet liggen, is het zuidelijke deel van de stad een witte vlek. De mensen die er wonen zijn van de kaart geveegd. De rivier Ibar die door de plaats in het noorden van Kosovo loopt, scheidt de Albanese en Servische bevolking van elkaar. De Serviërs proberen keer op keer de brug over de Ibar te blokkeren. Met betonnen bloembakken vol hoge coniferen, met een metershoge zandhoop, met een schutting van golfplaten. De oorlog mag afgelopen zijn, het is een gewapende vrede met maar één winnaar: het etnisch nationalisme.
Wellicht maakte Van der Lindes verhaal over Mitrovica ook zoveel indruk op me, omdat de Kosovaarse architecte en zangeres Eliza Hoxha mij eerder over de situatie in de stad had verteld. Zij werkte in 2015 aan het project ‘Zipping Mitrovica’, dat verzoening tussen de twee gemeenschappen wilde brengen. Hoxha had visioenen (ik schreef erover in dit stuk) van een parkachtig gebied langs de rivier als een zachte ruggengraat van de stad waar mensen van beide zijden elkaar ontmoeten. Vooralsnog is het bij dromen gebleven.
De Balkan als spiegel voor de EU
Schrijver en journalist Van der Linde deed Mitrovica samen met fotograaf Nicole Segers aan op hun trektocht langs de buitenrand van de Europese Unie. In 2001 begonnen ze aan hun reis, in de overtuiging dat grensgebieden fungeren als spiegel voor het centrum. Het was in de tijd dat Europa zich nog volop wentelde in het optimisme van na de val van de muur. Er heerste hoop dat oost en west zich zouden verenigen. Dat de Europese Unie haar invloedssfeer langzaam maar zeker zou uitbreiden. Dat haar waarden – vrijheid, gelijkheid en broederschap, redelijkheid, rechtvaardigheid en rechtsstatelijkheid – alom verlichting zouden brengen.
Twintig jaar later verkeert de Europese Unie in een permanente crisis. Oost blijkt geen boodschap te hebben aan de West-Europese interpretatie van de ‘Europese waarden’. West blijkt het zelf met die waarden niet altijd even nauw te nemen, zeker wanneer migranten zich melden aan de zuidgrenzen. Alom heerst een verlangen de eigen identiteit te ontdekken en bevestigen. Nationalistische en populistische politieke bewegingen doen de harten sneller kloppen. De Europese Unie kent veel koele minnaars, weinig warme pleitbezorgers.
In deze bange dagen is de Balkan de spiegel die Van der Linde en Segers Europa voorhouden. Over die regio hebben ze het derde luik van de trilogie over hun reis gemaakt: Bloed en honing. ‘Bal’ betekent in het Turks honing, kan bloed, heeft een jonge Macedonische vrouw hun verteld.
Een ideaal onder vuur
Veel mensen die Van der Linde en Segers er ontmoeten, drukken hun op het hart ‘dat met het uiteenvallen van Joegoslavië ook het ideaal van eenheid in diversiteit is verdwenen. En dat er wat dat betreft – zo roepen ze nog harder – een parallel te trekken is tussen Joegoslavië en de Europese Unie. Want ook in Europa ligt dat ideaal onder vuur.’
Een Montenegrijnse natuurbeschermer die ze tegenkomen, denkt dat de EU zich ontwikkelt in de richting van het Joegoslavië van vlak voor de oorlog. ‘Ik zie,’ zegt hij, ‘in Europa nu eenzelfde proces als destijds bij ons: de opkomst van partijen met autoritaire leiders, het populisme, het etnisch nationalisme, de neiging om de ander de schuld te geven en te praten over superieure rassen, “oorspronkelijke” bewoners, het toenemend verzet tegen vluchtelingen, tegen de elite, de cultuur, Brussel…’
Het vertrekpunt van Bloed en honing lijkt op dat van het boek Ex. Over een land dat zoek is dat slavist Peter Vermeersch in 2014 publiceerde (lees hier mijn bespreking ervan). Ook hij trok door de landen van het voormalige Joegoslavië. Ook hij ontmoette mensen die een ‘balkanisering van Europa’ ontwaarden. Zoals een Servische vriend die stelde dat de landen van de Europese Unie ‘de laatste jaren veel kwalen uit de ex-Joegoslavische landen leken te hebben overgenomen: kortzichtige politici, economisch wanbeleid, nationalisme.’
Ruiken, proeven en beleven
Vermeersch stelde zich op als ‘correspondent van het alledaagse’. Hij sprak in de landen van het voormalige Joegoslavië met tal van mensen over thema’s als ‘rouw, humor, werk vriendschap, liefde, haat, herinneringen, God, drank eten. ‘Hij wilde, schreef hij, ‘ex-Joegoslavië niet alleen bestuderen, maar ook ruiken, proeven en beleven.’
Eigenlijk is dat precies wat Van der Linde en Segers ambiëren. Daarmee wil ik allerminst zeggen dat Bloed en honing een herhalingsoefening is. Het is een schitterend boek met groot bestaansrecht. Van der Linde en Segers bedrijven slow journalism, kalme, zorgvuldige journalistiek. Ronkende zinnen of foto’s vol effectbejag zijn in hun kloeke, prachtig uitgegeven boekwerk niet te vinden. Ze beheersen het trage ambacht van het kijken en het luisteren. In hun boek klinken vele stemmen op. Van hotelhouders en historici, van pubermeisjes en wijze oude vrouwen, van eenzame gelovers in een multi-etnische samenleving en felle nationalisten. Al deze personages zetten ze met kleine, sprekende details en empathie neer, conform het aan Georges Simenon ontleende motto ‘Begrijpen, niet oordelen’ van het Belgische reportage-magazine Wilfried.
Jasmin Đozlić is een van die personages. Hij is zeventien is als ze hem in 2014 ontmoeten in de Bosnische stad Mostar. Voor de oorlog daar in april 1992 begon, woonden Serviërs, Kroaten en Bosniakken er vreedzaam samen en waren er veel gemengde huwelijken. Ook tussen Jasmins vader, die moslim is, en zijn Kroatische moeder. Toen Jasmin elf was, ondervond hij voor het eerst dat de oorlog nog in de hoofden leeft. Een groepje jongens wilde zijn naam weten. Nadat hij die had gezegd, gaven ze hem een stomp in de maag en een slag in het gezicht. Toen hij op de grond lag, riepen ze ‘vuile moslim’ tegen hem.
Berlijn 2.0
Mostar is net als Mitrovice een gesegregeerde stad. De Bosniakken wonen in het historische gedeelte van de stad, de Kroaten in het moderne gedeelte. Daar zit de McDonald’s en ook het zwembad. Als Jasmin en zijn moslimvrienden dat willen bezoeken, hebben ze bewaking nodig. ‘Het is hier net Berlijn 2.0,’ tekent Van der Linde uit Jasmins mond op. ‘De muur is onzichtbaar, maar hij is meters dik. Iedereen hier weet waar hij staat, iedereen voelt hem.’ Het akkoord van Dayton uit december 1995 heeft niet echt vrede gebracht in Bosnië-Herzegovina. Elke inwoner is verplicht aan te geven tot welke bevolkingsgroep hij behoort, ‘Bosniër’, simpelweg inwoner van het land Bosnië, is niet mogelijk.
Het doet me denken aan de ‘mensen van hier’ waar Pieter van Os over schrijft in zijn boek Liever dier dan mens (waar ik dit stuk over schreef.) Bij een volkstelling in 1931 noemden honderdduizenden mensen zich zo in een regio die toen in Polen lag, nu deels in Wit-Rusland en deels in Oekraïne. Ze voelden zich niet Pools, Oekraïens, Joods of Russisch maar van hier, van deze grond, deze streek.
In Bosnië is jezelf zien als ‘van hier’ niet langer mogelijk. ‘De oorlog heeft het gemengde leven in Bosnië kapot gemaakt,’ zegt Jesenko Galijašević, die Van der Linde en Segers in Sarajevo ontmoeten. ‘Het was een oorlog tussen separatisten en mensen die samen wilden leven, het was gesloten tegen open, nationalistisch tegen kosmopolitisch, conservatief tegen progressief,’ vult zijn vrouw Biljana aan.
In Sarajevo treffen ze ook de tweelingbroers Sead en Nihad Kreševljaković, wier grootvader Hamdija een beroemde historicus was. Een van de hoogtepunten van Bloed en honing is de passage waarin ze de zachtaardige Nihad te midden van de duizenden boeken die zijn opa over Bosnië verzamelde horen zeggen: ‘We zijn dankbaar voor het concept van diversiteit.’ Nihad bestudeerde alle boeken van zijn grootvader, kent de geschiedenis van het multi-etnische Bosnië als geen ander. Fluisterend zegt hij dat Bosnië stond voor de Europese ervaring en verwijt hij de internationale gemeenschap zijn land in te steek te hebben gelaten en de Europese gedachte verraden. ‘Ze hebben ons vier jaar laten vechten om ons daarna te herplaatsen en etnisch te verdelen.’
Het onwrikbare geloof in een collectieve identiteit
De separatisten hebben gewonnen. Niet alleen in Bosnië, ook in het Kosovaarse Mitrovica, waar de bevolkingen aan beide zijden van de rivier niet van elkaars bestaan willen weten. De jonge generaties kunnen elkaar niets eens meer verstaan, zegt de woordvoerder van de mijn die de stad ooit welvaart bracht. ‘Serviërs leren geen Albanees, dat deden ze al nooit, en de Albanezen leren geen Servisch meer.’ Nee, de situatie is niet te vergelijken, maar ook in het land waar ik woon – België – spreken Vlamingen en Walen elkaars taal steeds minder.
Hoe groot het geloof in een nationale identiteit is, laat ook de sympathieke jonge vrouw Edona Arifi zien. Ze is een Albanese die afkomstig is uit Macedonië en is verhuisd naar de Preševo-vallei in het zuidwesten van Servië, waar veel Albanezen wonen. Hoe arm ze ook is, in het voorjaar van 2015 stond ze vooraan om de vluchtelingen te helpen die massaal door haar stad trokken. Maar naar de Macedonische inwoners uit haar jonge land van herkomst die druk doende zijn zich een identiteit te creëren door een eigen nationale geschiedenis op te tuigen waarin de Griekse held Alexander de Grote een hoofdrol speelt, kijkt ze meewarig. ‘Wij zijn Albanezen,’ zegt ze tegen Van der Linde en Segers. We waren hier al duizenden jaren, wij twijfelen niet aan onze identiteit.’
Ik moet terugdenken aan wat Peter Vermeersch daarover schreef in Ex. ‘Ik blijf het verbijsterend vinden hoe makkelijk mensen aannemen dat een collectieve identiteit iets onwrikbaars is, terwijl hun persoonlijke vriend- en vijandschappen vlot veranderen.’
Nationalisten hebben de oplossing voor de spanningen in de grensgebieden al klaar. Geef het noordelijke deel Kosovo, waar vooral Serviërs wonen, aan Servië. En de Preševo-vallei aan Kosovo. De gevallen Amerikaanse president Trump ijvert al jaren voor deze oplossing. Maar, tekent Van der Linde op, andere leiders zoals Angela Merkel ‘wijzen op het gevaar om op basis van etniciteit met grenzen te gaan schuiven op de Balkan, in een poging opnieuw etnisch zuivere gebieden te krijgen.’
Een glimpje hoop
Is het multi-etnische ideaal nog te redden, op de Balkan, in Europa? Bloed en honing eindigt met een verhaal dat een glimpje hoop biedt. In ministaat Montenegro, dat zich in 2006 na een referendum van Servië losmaakte en ongeveer 650.000 inwoners heeft, scheidde het plaatsje Gusinje dat krap 1.700 inwoners telt zich af van gemeente Plav. ‘Zo viel eerst Joegoslavië uit elkaar, toen verklaarde Montenegro zich onafhankelijk van Servië, toen verklaarde Gusinje zich onafhankelijk van Plav. Alsof alle matroesjka-poppetjes uit elkaar zijn gehaald en Gusinje als allerkleinste tevoorschijn is gekomen,’ schrijft Van der Linde. En daarmee is het nog niet afgelopen. In het dorp is er een politieke partij die het Albanese deel wil afscheuren van Gusinje.
Op het moment dat Van der Linde en Segers er zijn, vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De ‘Coalitie voor Gusinje’, een partij die bevolkingsgroepen wil samenbrengen, wint. ‘Zo vinden we,’ schrijft Van der Linde, ‘na jaren reizen door de regio, in een heel klein plaatsje met één hoofdstraat, hoog in de bergen van Montenegro, afgesloten van alles en iedereen, hoop op een andere toekomst, op samenleven.’
Niet alleen in Gusinje, ook in de VS is de hoop op samenleven voorzichtig herleefd. Bloed en honing doet mij verlangen dat de Europeanen in de spiegel kijken die de Balkan biedt en voor het te laat is inzien dat een fluisterend beleden geloof in diversiteit van grote schoonheid en kracht is.
Adjunct-hoofdredacteur van de lage landen, journalist voor o.a. The Investigative Desk en Knack.
Foto Flip Franssen