Als je aan mij vraagt van welke stad ik het meest houd, zal ik waarschijnlijk Brussel antwoorden. Waarom weet ik zelf ook niet goed. Op de Grote Markt en een paar straten eromheen na is er nauwelijks een historische kern met opgepoetste bouwwerken waaraan je je kan vergapen. Er is zoveel verval en vuil dat je beter maar niet romantiseert. De dolende zielen, de daklozen en migranten op doorreis zijn er niet te tellen. Veel straten zijn autoriolen, zeker in de Europese wijk, waar het Parlement, dat het hart van de democratie wil zijn, als een onneembaar bolwerk bovenuit torent.
Maar toch. Je vindt er de stemmigste cafés waar geen doelgroepdenker zijn concept op heeft gedrukt en waar mensen van allerlei pluimage en leeftijden bij elkaar komen. Het toerisme en de gentifricatie hebben Brussel nog niet in de greep. Bij het omslaan van elke hoek kan je op een nieuwe verrassing stuiten. Een betoverend pand dat je haast over het hoofd zou zien omdat het weggedrukt zit tussen zielloze kantoorgebouwen. Een markt met een overweldigend palet aan geuren, kleuren en smaken. Een kerkgebouw waaruit exotische gezangen opklinken. Het is een stad waar, zoals reporter Pascal Verbeken zei toen ik met hem op pad was door Brussel, geen enkele etnische groep dominant is en elke nieuwkomer er direct bij hoort. En waar mensen, juist omdat de hopeloos gelaagde en verdeelde overheid het laat afweten, vaak blijk geven van een verbazingwekkende creativiteit en menselijkheid. Denk maar aan Doucheflux.
Bologna, het anti-Brussel
Toen ik het boek Stedevaart van Jan Brokken in handen kreeg, zocht ik in de inhoudsopgave meteen of Brussel een van de ruim twintig steden was waar hij was gepasseerd. Niet dus. Maar zodra ik mijn teleurstelling had weggeslikt, begon ik met volle teugen te genieten.
Brokken gaat meestal op pad door zijn uitverkoren steden in de voetsporen van een kunstenaar. Voor Bologna is dat schilder Giorgio Morandi (1890-1964). ‘Ik begrijp Morandi. Als je in een stad als Bologna bent opgegroeid, hoef je niet te onderzoeken of het leven elders beter is,’ opent hij het prachtige hoofdstuk. In krap vijfentwintig bladzijden weet hij niet alleen te vangen waarin de schoonheid van Morandi’s stillevens schuilt, maar ook zijn karakter te schetsen, dat te laten botsen met zijn eigen persoonlijkheid en de sfeer van Bologna te tekenen.
Morandi wandelde dagelijks door de stad. ‘Op vrijwel alle uren van de dag hielden de arcaden je uit de zon,’ schrijft Brokken. ‘Het waren bovendien brede gaanderijen, met fraaie granietvloeren. Je struikelde nooit over een wat hoger liggende tegel, de trottoirs waren effen als een kaatsbaan. De okerkleurige muren dimden het licht. Dat kwam mooi uit: hij hield niet van schelle tinten.’
Bologna, het lijkt in deze beschrijving wel een anti-Brussel, een betoverende maar ook wat brave en burgerlijke stad waar alles glad en zacht is en waar de tijd stil staat, precies hetgeen waarnaar Morandi verlangde. Zijn stillevens waren, oppert Brokken, ‘een stil protest tegen de massale, gewelddadige en schreeuwerige uitingen van de moderne wereld.’
De verlokkingen van het vertragen voelt Brokken ook. Als de schrijver dicht bij Morandi’s huis in de schaduw van een gaanderij zit te genieten van een pasta, bekruipt hem ‘het verlangen hier voor altijd te blijven, om de dag in de Drogheria della Rosa te eten, want zo heet het restaurant, en door iedereen met rust gelaten te worden, behalve door de stem die me opdraagt aan het werk te gaan en iets simpels te scheppen van een ontroerende schoonheid.’
Maar al begrijpt Brokken Morandi, hij heeft ook het verlangen los te breken. ‘Na een aangename, vredige jeugd in Bologna had ik de wijde wereld in gewild, de Apennijnen, de Alpen en de Vogezen over, naar Parijs of Brussel, of verder nog, naar Amsterdam, de stad van Rembrandt.’
Een glimp van een ziel van een kunstenaar en van een stad
Zelf doet hij in dit boek Brussel dus niet aan, maar wel het Amsterdam van Gustav Mahler en het Parijs van Erik Satie. Ook dat hoofdstuk is een klein wonder. In luttele pagina’s weet Brokken tegelijkertijd de woelige sfeer op te roepen van het Parijs van rond negentienhonderd en van de gespannen stad kort na de aanslagen van 13 november 2015, waar hij toen gastcolleges Nederlandse geschiedenis en literatuur verzorgde, én een beeld te schetsen van de rusteloze geest en muziek van de componist die de ‘melancholie van Chopin’, ‘het springerige van Schumann’ en ‘het ernstige, mooie en tedere van Bach’ wilde verenigen.
Een moment van een ontroerende schoonheid dient zich aan als Brokken tijdens een college citeert uit een tekst over Saties Parade. ‘De muziek is erg licht en erg verontrustend. Ze is geschreven tijdens de oorlog. Ze ruikt naar dreiging en catastrofe. Ze is ook, net als een oorlog, voortdurend bezig te kantelen en suggereert een mogelijke keerzijde van de schijnbare lichtheid.’ Eerder heeft hij verteld dat in de groep een jongen zat die op een van de plekken was waar de terreur had toegeslagen en die daar moeilijk over kon praten. En dan volgt een simpele zin waarin een wereld van betekenis is gevangen: ‘Na dat citaat stond de student die de zelfmoordaanslag in het Stade de France had meegemaakt op en knikte zwijgend.’
Uit de vele mooie verhalen in Stedevaart heb ik er nu nog maar twee belicht. Op de een of andere manier blijven ze bijna allemaal in je geest hangen. In meanderende, associatieve verhalen vol sfeervolle beschrijvingen en bijzondere details weet Brokken vanalles te verknopen, de wisselwerking tussen een stad en een kunstenaar te evoceren en je het gevoel te geven dat je een glimp van hun ziel hebt gezien.
Dit alles riep bij mij een verlangen op naar een toegift, waarin Brokken Brussel opzoekt. Benieuwd welke kunstenaar hij dan uitkiest. Als ik een suggestie mag doen: François Schuiten, die in zijn tekeningen als geen ander de typisch Brusselse mengeling van schoonheid en lelijkheid, magie en absurdisme weet te vangen.
P.S. Nu ik wellicht voor even je aandacht heb gevangen, wijs ik graag op dit stuk dat ik schreef over ‘Foute boeken’.
Adjunct-hoofdredacteur van de lage landen, journalist voor o.a. The Investigative Desk en Knack.
Foto Flip Franssen